liefdevolle verbinding
Maandagmiddag, 16.30 uur. Mijn laatste cliënt van vandaag trekt de deur achter zich dicht. Een kwartier later loop ik richting mijn fiets om terug naar huis te gaan. Het is een half uurtje fietsen van mijn praktijk naar mijn woonplaats. Met het zonnetje dat schijnt en een mooie route door het bos, is dat een prettig vooruitzicht.
Als ik mijn tas in mijn fietstas stop, merk ik echter dat de fiets andere plannen met me heeft: lekke band! Een zucht ontsnapt uit mijn mond. Mijn verwoede pogingen het te fixen ten spijt, moet ik beslissen wat ik nu ga doen:
Iemand bellen om te vragen me op te halen?
De fiets laten staan en met de bus terug?
Of, ga ik lopen met de fiets aan de hand?
Sinds kort zitten we even zonder auto. We doen alles op de fiets. Niet altijd even handig, maar wel super gezond! Tja, het moeten missen van een auto komt nu wel op een erg ongelegen moment. De meest voor de hand liggende persoon om me te komen halen, is mijn man. Echter zonder auto valt die optie af.
Iemand anders dan? Ik heb een groot sociaal netwerk met allemaal lieve mensen om me heen, maar ik wil niemand lastig vallen op dit tijdstip. Ze zijn óf aan het koken, óf druk met de kinderen, óf ze wonen te ver weg. Die mensen ga ik echt niet vragen om voor mij hé-le-máál naar Nijmegen te komen. Zeker niet met al die werkzaamheden in en rondom de binnenstad.
“Oké, ik ga lopen!”, besluit ik resoluut. “Ik zie wel hoe ver ik kom.” Vastberaden stap ik met ferme passen de wijk uit. De wegwerkzaamheden aan de hoofdweg naar de stad zorgt voor veel opstoppingen. Ik wurm me met de fiets een beetje knullig tussen alle verkeer door. De verkeersregelaar dirigeert me naar de overkant van de weg waardoor ik als ‘spookrijder’ de stoet fietsers tegemoet loop. Niemand lijkt ook maar enig acht op me te slaan. Te druk met hun eindbestemming, zo lijkt het. Ik zie het vol verbazing gebeuren.
Eerlijk gezegd, ze moeten ook goed kijken om te zien dat er iets mis is, want met een vrolijk gezicht probeer ik het beste van deze tocht te maken. Het zonnetje schijnt notabene, dus ik heb eigenlijk niets te klagen. Ik fluit met de vogels mee.
Een uur ben ik onderweg en mijn verbazing over de geringe aandacht van mijn medefietsers voor mij blijft groeien. Ik ben inmiddels gestopt met fluiten en de zweetdruppels schitteren op mijn voorhoofd.
Op dit snelfietspad door het bos ben ik toch echt de enige fietser die niet fietst. Toch word ik blijkbaar niet opgemerkt. De sneltrein aan fietsers zoeft voorbij zonder ook maar één keer om te kijken of te vragen hoe het gaat. Behalve één dame dan, die al fietsend “Dat is balen he?!”, naar me roept.
Mijn “Ach ja, het komt wel weer goed, het is tenminste mooi weer”, stemt haar tevreden want ze fietst door. Wat moet ze ook anders? Ik wek immers de indruk dat het prima met me gaat. Veel behoefte om haar om hulp te vragen heb ik niet echt ,want “zij is vast ook druk”, vul ik in.
Toch voelt haar interesse vele malen beter dan die gekke stilte te midden van al dat fietsgeweld. Het gevoel van genegeerd te worden op klaarlichte dag.
Dan, na zes kilometer lopen, bekruipt me de vraag: Wat zou ik zelf doen als ik iemand met de fiets aan de hand zie lopen? Zonder twijfel; ik zou vragen of iemand hulp nodig heeft. Ik zou vertragen tot het tempo van die persoon en even contact maken. Even laten weten dat zij niet alleen is en gezien wordt.
Aan de andere kant: Kan ik het ze kwalijk nemen dat ze doorfietsen? Is het hun verantwoordelijkheid om mij te steunen of te helpen? Nee, niet pe sé. Maar dat ik niet makkelijk om hulp vraag, wil nog niet zeggen dat ik het niet kan gebruiken. Het voelt wel een klein beetje eenzaam, eerlijk gezegd. Ik loop stug door. Mijn vrolijk neuriën voelt een beetje gekunsteld nu.
Naar mijn mening werkt het twee kanten op:
1. De persoon met de lekke fietsband, mag best aangeven dat ze het fijn vindt om hulp te krijgen. Dat ze de verantwoordelijkheid om ‘nee’ te zeggen bij de ander laat wanneer het niet uitkomt. Vaak voelen we ons bezwaard en denken we dat we teveel van de ander vragen. Maar als we er eens allemaal vanuit gaan dat de ander prima voor zichzelf kan zorgen, dan zouden we het onszelf een stuk gemakkelijker maken.
2. Hoe mooi zou het zijn als meer oog hebben voor elkaar in plaats van hypergefocust te zijn op ons eigen doel? Ja, je wilt op tijd thuis zijn voor het avondeten. Ja, je hebt nog zoveel te doen. Toch kan een klein teken van medeleven al enige vorm van steun geven aan de persoon waarbij het even tegenzit. Al roep je: ‘Hé, dat is balen hè?!”
Aan de andere kant heeft die lekke band me ook fijne dingen gebracht: ik heb genoten van een lange strook met klaprozen en korenbloemen, van de zonnestralen op mijn gezicht en van de dansende bladeren van de beukenbomen in het bos. Eenmaal thuis wachtte me het avondeten en drie blije gezichten. Het was fijn om weer thuis te komen.
Hulp bij rouw
Hulp vragen is moeilijk, zeker wanneer je kwetsbaar bent. Maar goed kunnen aanvoelen wat iemand nodig heeft, is dat ook. We zijn een kei in aannames doen. Invullen voor de ander. Degene die niet om hulp wil vragen, maar het eigenlijk wel fijn zou vinden, vult in dat de ander te druk is om tijd vrij te maken. De ander wil zich niet opdringen of weet niet zo goed wat ze moet doen om te helpen, dus doet dan maar niets.
In mijn praktijk zie ik hetzelfde gebeuren. Als een partner wegvalt, dan verdwijnt ook een bepaalde vorm van vanzelfsprekendheid. Het voelt toch anders wanneer je jouw partner vraagt je op te halen, dan wanneer je iemand moet bellen. Menig cliënt voelt zich bezwaard zijn of haar omgeving wéér het verhaal te vertellen en wéér te moeten vertellen dat het niet goed gaat. Laat staan dat ze om hulp zal vragen.
Het is eveneens lastig om van de buitenkant in te schatten wat de ander van binnen nodig heeft. Per slot van rekening is elk rouwproces anders. Elk mens is anders, dus ieders behoefte is dat ook. Er is geen hapklaar stappenplan hoe een rouwende te steunen. Toch zijn er simpele kleine gebaren die grote gevolgen kunnen hebben. Als je niks weet te zeggen, zegt dat dan. Het is altijd beter dan zwijgen of doorfietsen als je iemand ziet. Biedt praktische hulp aan. Biedt aan de tuin te snoeien als je bijvoorbeeld weet dat de partner dit altijd deed. Of breng een krat met boodschappen zodat ze een keer niet hoeft na te denken wat te moeten eten die week. Nodig ze anders uit voor het avondeten. En als je geen praktische hulp kunt bieden, probeer je dan te verplaatsen in de ander, zoals die mevrouw op de fiets dat deed. “Hé, dat is balen hè?!”, is vaak al voldoende om iemand even een hart onder de riem te steken en te laten voelen dat ze niet alleen is. Al is het maar voor een kort moment.
“Mam, ik voel me niet zo lekker”, zegt onze oudste tegen me tijdens onze busrit omhoog. De buschauffeur heeft er zin in want hij rijdt als een bezetene de steile berg op, zo langs de afgrond zonder vangrail. Dat hij een door de wol geverfde chauffeur is, blijkt wel als hij de bus gladjes door elke haarspeldbocht heen manoeuvreert. Ik ben er niet echt gerust op, ondanks zijn ervaring. Hoe vaak heb ik die nieuwsberichten over busongelukken voorbij zien komen? Ik ril.
“Als je zelf geen plannen maakt, word je opgenomen in de plannen van een ander. ”Mijn cliënte knikt instemmend. Ze begrijpt maar al te goed waar dit over gaat. Sinds ze terug is van haar reis naar Australië, waar ze twee maanden alleen doorheen reisde, wordt er aan haar getrokken. “Allemaal lieve mensen hoor”, verzekert ze me. “Maar het verstikt me zo.”
De belangrijkste relatie die je kunt hebben is met jezelf. Want van daaruit, vanuit jouw kern, maak je de beste keuzes voor jezelf. Van daaruit kies je de mensen die bij je passen, die je steunen en voeden. Alleen jij kunt ten volle bepalen welk leven voor jou de meeste voldoening geeft. Jij bepaalt, niet iemand anders. Dat brengt me op de volgende quote die ik mooi vind en die ik met jou wil delen: